Ed Kraak overleden

NB. Dit bericht is vanwege opbouw van het blog voorzien van een oudere plaatsingsdatum.

Wegens communicatieproblemen bereikte mij pas onlangs het droevige bericht, dat Ed Kraak in mei 2014 is overleden. Oom Ed, zoals ik hem noemde, was een collega van mijn vader.


Het Bestuur van de Vereniging Dragers Militaire Dapperheidsonderscheidingen, maakt met leedwezen bekend, dat op maandag 19 mei 2014 is overleden,

DE HEER E. Th. KRAAK
Matroos 1e Klasse b.d.
Drager van het Bronzen Kruis
Het Oorlogs-Herinneringskruis met de gespen
Krijg ter Zee 1940-1945
Javazee 1941-1942
Middellandse Zee 1940-1945
Oost-Azië - Zuid Pacific 1942-1945
Het Ereteken voor Orde en Vrede met de gesp 1945
Het onderscheidingsteken voor Langdurige Trouwe Dienst
bij de Koninklijke Marine in Brons
en het Draaginsigne Veteranen.

* Depok Buitenzorg 10 december 1922 † Leiden 19 mei 2014

De heer E. Th. Kraak is voor ons land in de strijd tegenover de vijand in de Tweede Wereld Oorlog op de Wereldzeeën, van zeer grote betekenis geweest en genoot binnen de Vereniging, bij de Koninklijke Marine en bij de Onderzeedienst in het bijzonder, zeer veel respect en waardering.
Wij verliezen in hem niet alleen een verenigingsvriend, maar ook een dapper man die zijn Vaderland door moedig optreden in de strijd tegenover de vijand en met gevaar voor eigen leven heeft gediend.
De heer E. Th. Kraak is voor zijn moedig optreden tegenover de vijand door Hare Majesteit Koningin Wilhelmina, bij Koninklijk Besluit onderscheiden met het Bronzen Kruis.
Het Bronzen Kruis (BK) ingesteld bij Koninklijk Besluit van 11 juni 1940 kan worden toegekend aan militairen in dienst van het Koninkrijk der Nederlanden, die zich door moedig of beleidvol optreden tegenover de vijand hebben onderscheiden. Sinds 1940 is het Bronzen Kruis 3457 keer uitgereikt.
Het Bronzen Kruis is na de Militaire Willems-Orde een van de belangrijkste Nederlandse Koninklijke Militaire Dapperheidonderscheidingen. Evenals bij de Militaire Willems-Orde, de hoogste Nederlandse Ridderorde en dapperheidsonderscheiding, wordt ook deze onderscheiding bij Koninklijk Besluit verleend.


 Het Bronzen Kruis werd hem bij Koninklijk Besluit van besluit van 23 juli 1947 No. 26 toegekend en dat luidde als volgt:
Wij Wilhelmina, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje Nassau, enz., enz., enz.,
Op voordracht van Onze Minister van Marine van 10 Juli 1947, No. 9543/4959;
HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:
Toe te kennen het “Bronzen Kruis” aan:
Matroos 1e klasse E.Th. KRAAK
wegens:
“Heeft zich door moedig optreden tegenover de vijand onderscheiden, als opvarende aan boord van Onze onderzeeboten “Dolfijn” en “O 21” gedurende geruime tijd in krijgsverrichtingen tegenover de vijand.”
Onze voornoemde Minister is belast met de uitvoering van dit besluit, waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Kanselier der Nederlandse Orden.
’t Loo, den 23 Juli 1947
get. WILHELMINA
DE MINISTER VAN MARINE
get. J.J.A. Schagen van Leeuwen
Zijn initiatief, moed, volharding, bekwaamheid en plichtsbetrachting zijn een voorbeeld voor onze samenleving. Op deze wijze zullen wij hem blijvend met respect en waardering gedenken.
w.g.
Wim F.J. Elgers
Secretaris/penningmeester.

Familiebericht
De plechtige begrafenis heeft op 23 mei 2014 plaatsgevonden.
Door bijzondere omstandigheden en verkeerde informatie door derden verkregen, heeft de vereniging geen bericht van overlijden ontvangen en kon er zeer jammer genoeg geen begrafenis met militaire eer geregeld worden en was er geen deputatie namens de vereniging aanwezig.



Matroos 1ste klas Ed Kraak

Voormalig matroos 1te klas Ed Kraak was een collega en vriend van mijn vader, JPF van Oudshoorn. Ze ontmoetten elkaar op Hr.Ms O21 in Perth (Australië). Dat was nadat Hr.Ms O19 verloren was gegaan op het Ladd Rif.
Achteraf is gebleken dat zij beiden op met Hr.Ms. Sumatra van Trincomalee (Ceylon / Sri Lanka) naar Bombay zijn gevaren. Maar zij hebben elkaar toen niet ontmoet.


De bemanning van de 7 naar Engeland uitgeweken onderzeeboten hebben zich in WO2 duchtig geweerd. Onder hen Hr.Ms. O21 onder commando van Kapitein ter zee Johannes Frans van Dulm. Hij verwierf het DSO ( Distinguished Service Order) voor het vernietigen van de Duitse onderzeeboot U-95 na een bovenwater gevecht op de Middellandse Zee.
Hr.Ms. Dolfijn onder commando van Luitenant ter Zee 1e klasse Henri M.L.F.E. van Oostrom Soede op de Middellandse Zee de Italiaanse onderzeeboot 'Malachite' tot zinken.

Oud-matroos 1e klasse Ed kraak voer tijdens WO2 o.a. op  Hr.Ms. Dolfijn én Hr. Ms. O21. Begin 1942 meldde Ed Kraak zich in Soerabaja bij de Marine. Hij kreeg daar zijn opleiding en werd in eerste instantie op Hr.Ms. Soerabaja gestationeerd. Dit sterk verouderde pantserschip was de ex Zeven Provinciën, waarop in februari 1933 muiterij uitbrak. Na een bomaanval ter beëindiging van de muiterij is het schip in Soerabaja hersteld en omgedoopt tot Hr.Ms. Soerabaja. In februari 1942 werd het schip door een Japanse luchtaanval op de haven van Soerabaja tot zinken gebracht. Ed Kraak vluchtte met Hr. Ms. Sumatra naar het noord oosten van Ceylon, waar het schip de haven van Trincomalee wist te bereiken.  Ook Trincomalee werd aangevallen door de Japanse luchtmacht, dat gebeurde begin april 1942. Aan boord van Hr.Ms. Sumatra  week Ed Kraak uit naar Bombay, India.
Uiteindelijk belandde Ed in Schotland, Dundee, waar hij zich bij de Onderzeedienst vervoegde.

Op patrouille met Hr.Ms. Dolfijn



Ed Kraak op Hr.Ms. Dolfijn
Zoals geschreven vertrok Kraak naar Europa, volgde in 1942 een opleiding in Dundee (Schotland) en stapte in Algiers aan boord van Hr. Ms. Dolfijn. De boot was in Engeland gebouwd. De Dolfijn zou een zusterschip krijgen, Hr.Ms. Haai, maar de opdracht voor de bouw ervan werd ingetrokken. De meeste van de Nederlandse bemanningsleden, die in Australië waren geworven voor het zusterschip, zijn in oktober 1942 omgekomen. Het troepentransportschip Abosso waarmee zij vervoerd werden, werd op weg naar Engeland getorpedeerd. De omgekomen bemanning werd na de oorlog op de gedenkmonumenten van de Marine compleet genegeerd.
Kraak werd in Dundee gehuisvest in de kazerne HMS Ambrose. Elk land had daar zijn eigen verblijf. Het was een soort dorp met magazijnen, keukens, waslokalen en kantines.Van daaruit werden patrouilles gevaren in het gebied ten noorden van de Noordzee.
De patrouilles bij Noorwegen waren erge riskant vanwege de sterke Duitse verdediging en de vele mijnenvelden. Er werden daar ook nauwelijks successen geboekt, maar wel verliezen geleden. Hr. Ms O13 en O22 kwamen niet meer terug van hun oorlogsmissie. De Engelsen verloren in zes weken tijd vijf onderzeeboten.
Kraak vertelt dat de bemanning op de boot een hechte gemeenschap vormde. Het verlies van een boot kwam daarom des te harder aan. ‘Meestal kende je de jongens’, aldus Kraak. ‘We waren het meest bang voor de escorteschepen, die op jacht waren naar ons. Voor vliegtuigen was die angst veel minder, omdat we vaak ’s nachts bovenwater voeren.’

In Bombay


Ed Kraak op de boulevard in Bombay. Ed kwam via Ceylon (Trincomalee) in India aan op Hr.Ms. Sumatra. Dit schip was in februari 1942 vanuit Nederlands Indië uitgeweken naar Noordoost Ceylon en was aan de Japanse luchtaanval op Trincomalee in april 1942 ontsnapt en naar India uitgeweken. Samen met Ed Kraak bevond zich ook Joop van Oudshoorn aan boord. Joop zou later vanuit Bombay met Hr.Ms O19 naar Ceylon, Colombo, terugvaren. Ed voer verder met Hr.Ms Sumatra via o.m. Kaapstad en Gibraltar naar Portsmouth om zich uiteindelijk in Dundee (Schotland) bij de Onderzeedienst te melden.

Op patrouille met Hr.Ms. Dolfijn -2-



Bevoorrading van Hr.Ms. Dolfijn
De Dolfijn opereerde maandenlang als enige Nederlandse onderzeeboot in het Middellandse Zee gebied. De O21, O23 en O24 hadden opdracht gekregen naar Colombo (Ceylon) te varen om daar deel te nemen aan acties tegen de Japanse vloot.
 Hr.Ms. Dolfijn werd in 1942 betrokken bij de patrouilles in de Middellandse Zee. “We opereerden vanuit Malta, van waaruit we een bepaald gebied moesten bewaken. De strijd op de Middellandse Zee was heftig. We hebben vijandelijke schepen tot zinken gebracht, maar ook zelf flink op ons donder gekregen. Een van de maten beet van angst een stuk uit zijn kussen. We werden weliswaar goed betaald, maar het risico om voor goed op de zeebodem terecht te komen was erg groot’, aldus Kraak.
Hr.Ms. Dolfijn bracht in de loop van 1943 en in het eerste halfjaar van 1944 negen schepen van in totaal 20.000 bruto register ton tot zinken. Hieronder bevonden zich een motorschip ‘Sabbia’ en het 6.000 bruto register ton wegende 'Humanitas', een Italiaans schip. Kraak moest nog even kwijt, dat de Dolfijn relatief klein was en dat het binnen verschrikkelijk stonk. Niet alleen naar diesel, maar vooral ook naar menselijke geuren.

Naar Fukuoka 14 B



In 1940, toen Japan in het Verre Oosten zijn gebiedsuitbreiding begon, werd mijn oom Wim (broer van mijn moeder) als reservist opgeroepen. De overrompeling van Nederlands ­Indië door de Japanse troepen heeft hij overleefd, maar wel als krijgsgevangene. Over deze periode heeft hij zelden gepraat. Hij had het overleefd en hij wilde er niet meer aan terugdenken.
Naar zeggen behoorde hij en zijn broer tot de overlevenden van de Tamahoku Maru die op 25 juni 1944 tot zinken werd gebracht. Aan boord bevonden zich krijgsgevangenen, op weg naar Japan.*) Toen zijn oudste zoon 15 of 16 jaar was ging hij met zijn vader naar de begrafenis van een familielid in Amsterdam. Daar maakte hij kennis met een neef van hem, de zoon van een andere broer van de overledene die in Amerika woonde en toen toevallig in Nederland was. Die neef vertelde toen dat het overleden familielid samen met mijn oom in het krijgsgevangenenkamp "Fukuoka 14 B" had gezeten. Dat bevond zich in Nagasaki, waar de 2e atoombom is afgeworpen. Het was een kamp bij een scheepswerf, waar gevangenen moesten werken. Enkele weken voordat daar de A-bom viel werd neef Frans overgeplaatst naar de mijnen in de bergen.


Mijn oom heeft de bom overleeft, omdat hij op dat moment toevallig corvee had in een half ondergronds gebouw met wanden van asbest. Dit is één van de weinige dingen over de oorlog die hij zelf heeft verteld.
Na de bevrijding dacht hij terug te kunnen keren naar Java. Dat liep echter wat anders. Java was inmiddels bezet door de Engelsen en in Indië was een nationalistische beweging opgestart om Indië vrij te maken van het Nederlandse gezag. De oud-militairen onder de krijgsgevangenen werden bewapend en direct ingezet om te vechten tegen de opstandelingen. Hierdoor werd zijn oorlog verlengd met ca 2 jaar.
Pas daarna kon hij beginnen om zijn leven voor een tweede keer op te bouwen. In de oorlog waren al zijn bezittingen waaronder diploma's verloren gegaan. Op de suikerplantage wisten ze echter wat ze aan hem hadden en hij kreeg een zgn. "Europees Contract" aangeboden. Met dit contract had hij het recht om 1 keer in de 3 jaar een half jaar vakantie te houden in het buitenland. Hiervan heeft hij tweemaal gebruik gemaakt: éénmaal voor zijn huwelijk, alleen, en éénmaal daarna met vrouwen kind. Beide keren ging hij naar Nederland waar inmiddels zijn zusje Cornelia (mamma) woonde.

*) 

De Tamahoko Maru 2 (soms aangeduid als Tomohoku Maru of Yone Maru, 6.780 ton, 12 knopen) vertrok op 20-6-1944 met 772 krijgsgevangenen uit Takao (Formosa) naar Japan; het vervoerde tevens een lading kopererts. Het schip voer in een convooi van 12 schepen (o.a. twee corvetten en een mijnenlegger). Aan boord waren verder nog 500 Japanse soldaten en een lading suiker en rijst. De krijgs­gevan­genen waren overgenomen van de Miyo Maru, die onderweg van Manila naar Takao in een tyfoon terecht kwam en zoveel schade opliep, dat het niet verder kon naar Japan.

Op 25-6-1944, ongeveer 60 km ten zuid-westen van Naga­saki, werd het schip getorpedeerd door de Tang en zonk in slechts enkele minuten. De begeleidende Japanse schepen hielpen de krijgs­gevan­genen, die in zee dreven, niet. De volgende morgen verscheen een reddingsboot (kleine walvis­vaarder), die 211 drenke­lingen aan boord nam en in Nagasaki aan wal bracht. Nog dezelfde middag werden zij overgebracht naar het kamp Fukuoka 14B, Nagasaki.