Introductie


Beste lezer(es),
Dit blog beschrijft de loopbaan en ervaringen van mijn vader, J.P.F. van Oudshoorn, een voormalig marine man. In november 1935 bij de Zeedienst aangenomen als lichtmatroos. Lid van de Onderzeedienst, opvarende van o.a. :  Hr.Ms. "Java",  "Evertsen", "Kortenaer" en "De Ruyter", de onderzeeboten "O19",  "O21",  "O24",  "Zeeleeuw",  "Tijgerhaai",  "Dolfijn" en "Zwaardvis" .
Gevochten in de Pacific, gestationeerd geweest in Nederlands Indië, op Ceylon, Australië, Nieuw Guinea en Curaçao. Eervol onderscheiden.
 Op 5 juni 1968 eervol ontslagen, maar getraumatiseerd, gefrustreerd en zwaar teleurgesteld.
Vanwege zijn zwijgzaamheid, heb ik diverse bronnen geraadpleegd om zijn loopbaan en het onbekende deel van zijn leven te achterhalen.
Dit blog is een herinnering en eerbetoon aan mijn vader, een eenzame oorlogsheld, sergeant telegrafist J.P.F. van Oudshoorn, roepnaam Blue.  Gezien, gehoord en op afstand bewonderd door zijn zoon, Willem.

Ps. Omdat de verhaaltjes gekopieerd zijn uit verschillende documenten, is het lettertype en de grootte niet consequent hetzelfde. Sorry voor het eventueel leesongemak.

Dieselolie snuiven


September 1956 voor vertrek naar Nieuw Guinea
Het is nazomer 1952. Het touwtje hangt zoals gewoonlijk door de brievenbus van Resedastraat 74a als ik van kleuterschool kom aangerend. Als ik het halletje binnenkom ruik ik het al : pa is thuis! Ik stuif de trap op, terwijl ik "pappa, pappa!" roep. Als ik de huiskamer binnenkom zit pa op de grond. Er liggen wat spullen tussen de gespreide benen voor hem, twee oranje sigarettenblikjes en wat glimmende munten met lintjes eraan. Ik vlieg hem om de nek en probeer hem te knuffelen. "Nou jôh, genoeg" moppert pa, terwijl hij mij wegduwt. Pa is vaak lang weg. Dan is hij aan het varen in een onderzeeboot. Eigenlijk twee, want eerst zat ie op de "Zwaardvis" en nu kwam ie net van de "O24". Mamma ziet er ook blij uit en samen zitten we op de bank en kijken zwijgend naar die man op de grond. Vol bewondering, want mijn pa is bij de Marine. Pa laat de munten met lintjes in de doosjes vallen, dekt ze af met watten en bergt het op in het kastje van het dressoir. Vanmiddag blijf ik thuis. De geur van dieselolie snuiven.

Het begin van de oorlog

Pa vervolgde in Soerabaja zijn opleiding tot seiner/telegrafist. In januari 1941 overkwam hem iets vreselijks. In die tijd waren al de spanningen merkbaar van een komende oorlog met Japan. De bewaking werd verscherpt en er werd streng opgetreden. In die maand had pa de wacht op het marinecomplex. Naar eigen zeggen merkte hij op zeker moment een aantal mannen op, dat zich verdacht ophield bij de afrastering. Pa had het idee, dat deze groep over de afrastering wilde klimmen. Maar omdat ze de wacht zagen, werd de actie uitgesteld. Pa wilde weten wat de werkelijke plannen van die mannen waren en hij besloot een truc toe te passen. Uit een krant scheurde hij een rond stuk. Vervolgens deed hij alsof hij de krant ging lezen en hield deze voor zijn hoofd. Door de opening hield hij de mannen in de gaten. Terwijl hij daar zo zat, kreeg pa controle.

Bij de Marine

Mei 1938, a/b Hr.Ms. Java
Pa was thuis een onhandelbaar kind. Hij had vaak ruzie met zijn omgeving; pa voelde zich niet thuis. Hij was een eenling. Uiteindelijk heeft zijn vader, mijn opa, hem maar aangemeld bij de marine. "Daar zou ie tenminste opgevoed worden", had zijn vader gezegd. Zo gezegd, zo gedaan. Pa is op zeventien jarige leeftijd in de maand november 1935 naar de Zeedienst gegaan, als beroeps lichtmatroos. Zijn eerste schip was de Hr.Ms "Vlissingen", een zogenaamd wachtschip. Na een jaar diensttijd werd pa, inmiddels matroos derde klas, overgeplaatst aan boord van de "Hertog Hendrik" , een pantserschip. Ter herinnering liet pa een zakdoekje borduren , dat ingelijst naar huis gestuurd werd. Tot aan zijn vertrek naar het voormalig Nederlands Indië werd hij nog aan boord geplaatst van het wachtschip "Willemsoord" en de Hr.Ms. "Jan van Amstel". Vervolgens ging hij in de Kazerne te Amsterdam de opleiding seiner volgen. Pa was inmiddels matroos tweede klas. Op 4 mei van het jaar 1938 is pa met de Hr.Ms. "Java" naar Ned. Indië vertrokken, waar hij in juni van dat jaar aankwam. In Indië voer pappa niet alleen op Hr.Ms. "Java", maar ook op de "Evertsen" en "Kortenaer". De schepen gingen in februari 1942 verloren in de Slag op de Javazee.

Het begin van de oorlog -2-

De dienstdoende sergeant van de wacht riep : "Hé, zit je te slapen?". Pa schrok, omdat hij zo geconcentreerd de mannen in het oog hield. Pa sprong overeind, salueerde en zei dat hij, wijzend naar de mannen bij het hek, dat groepje in de gaten hield. Wat pa over het hoofd gezien had, was dat hij de krant op zijn kop had gehouden tijdens zijn zogenaamde leeshouding. Op grond hiervan zou de sergeant van de wacht later verklaren, dat pa had zitten slapen tijdens de wacht. Pa werd veroordeeld tot vier weken detentie. Pa heeft dit verhaal een paar keer verteld, waarbij hij elke keer weer heel boos werd. Hem was een flinke oor aangenaaid. Pa zat van medio januari 1941 tot medio februari 1941 in het gevang. Hij kon niet meevaren aan boord van de Hr. Ms. "Java" en "Evertsen", waarop hij toen geplaatst was en waarmee konvooi diensten
werden gevaren. Na zijn vrijlating vervolgde pa zijn opleiding tot telegrafistenmaat in Soerabaja. In december 1941 werd pa bevorderd tot matroos 1e klas. Op de 10e van dat jaar trad pa met mams in het huwelijk. De oorlog met Japan was al in volle gang. Pa en mama wisten toen nog niet, dat ze elkaar 6 jaar lang niet meer zouden zien....

Evacuatie en patrouilles Hr.Ms. O19



Op 1 maart 1942, vlak na de slag in de Javazee, werd pa met veel ander marine personeel geëvacueerd. Met de MS. "Kota Baru" vetrok pa vanuit Tjilatjap (Ned.Indië) naar Ceylon (Sri Lanka), waar hij ongeveer 10 dagen later aankwam in Colombo. Hij werd aan boord van de Hr. Ms. "Sumatra" geplaatst in Trincomalee, een havenplaats aan de oostkant van het eiland Ceylon. Begin april 1942 werd Trincomalee aangevallen door Japan. De "Sumatra" was daags daarvoor vertrokken met als bestemming Europa. Met dit schip voer pa mee naar India. Op dat zelfde schip voer Ed Kraak mee, maar zij zouden elkaar pas jaren later in Perth (Australië) ontmoeten. In Bombay, lag op dat moment de onderzeeboot Hr.Ms "O19" langszij de "Colombia", een onderzeebootmoederschip, voor onderhoud. Met de "O19" voer pa terug naar Colombo, aan de westkant van het eiland Ceylon. Hier werd hij geplaatst op de "Plancius", een onderzeeboot moederschip. Pa rondde daar zijn opleiding tot telegrafistenmaat met succes af. De oorlog was inmiddels in volle gang. Van maart 1942 tot maart 1945 heeft pa patrouilles gevaren op
Schets O boot door Ltz. Rhee
verschillende boten, waarbij in eerste instantie op de O19 voor haar vertrek naar schotland voor groot onderhoud. Met deze boot werden mijnen gelegd en speciale missies uitgevoerd zoals het aan wal zetten en oppikken van spionnen en verkenningseenheden. Veel van deze patrouilles zijn beschreven in diverse boeken. Nadat de O19 naar Schotland was vertrokken voer pa op de O24 en O21.  Een bijzonder angstig voorval deed zich voor, toen de O19 zwaar gehavend een tijd op de bodem van de zee lag.

Evacuatie en patrouilles Hr.Ms O19 -2-


Pa met tijdschrift met foto van generaal McArthur
3 januari 1945, zuidkust van Borneo.
Aan boord van de onderzeeboot Hr.Ms. “O19”, ontdekt men een vrachtschip*) van geschat 3.000 ton. Het wordt geëscorteerd door een onderzeebootjager.
Ltz Drijfhout van Hoof besluit tot de aanval over te gaan. Om 18.49 uur worden drie torpedo’s op het doel afgevuurd; afstand ruim 700 meter. Precies één minuut later wordt een ontploffing gehoord, waarop nog een aantal ontploffingen volgen. Op de O19 ziet men door de periscoop de begeleidende onderzeebootjager op hen afkomen en even later over hen heen varen. Maar er worden geen dieptebommen af gegooid.
Ruim een uur later raast de jager weer over de O19 heen en worden volkomen onverwacht 5 dieptebommen afgeworpen.
De dieptebommen richten een enorme ravage aan. Lichten gingen uit, lampen spatten uiteen, zowel voor als achter maakt het batterijcompartiment water, het gyro-kompas valt uit en de centrale vliegt in brand door kortsluiting. Maar het fataalst was het vrijkomen van kooldioxide uit een koelmachine in de machinekamer. Deze kamer en de hekbuiskamer worden direct afgesloten, na ontruimd te zijn. Dodelijke gassen dringen de centrale binnen, zodat het ademen via kalipatronen moet gebeuren. Na bijna vijf uur in deze toestand van chaos en dreigende dood op de bodem gelegen te hebben, besluit de commandant de hoofdballasttanks 3 en 5 te blazen. Met zware slagzij komt de boot langzaam boven water. Het torenluik ging open, maar men ziet direct een aantal vijandelijke schepen vlak in de buurt. Direct wordt de bodem van de zee weer opgezocht. Besloten wordt om de afgesloten machinekamer binnen te dringen, door de waterdichte deuren te forceren. De machinekamer staat tot aan de dekplaten onder water, terwijl nog steeds water binnendringt via de door explosies gehavende kleppen.
O19 duikt op
Na uren van risicovol zwoegen in een omgeving vol giftige gassen (sommigen raken bewusteloos, maar hervatten het werk na weer bijgekomen te zijn) , melden rond half twaalf de technici in de machinekamer, dat de beide diesels het weer doen. Grote opluchting waaiert door de boot.
Een zwaar gehavende O19 zet koers naar het zeegebied ten noorden van Bawaen. Op 15 januari arriveert Hr.Ms. “O19” veilig in Darwin, waar noodreparaties worden uitgevoerd. De oorlog immers is nog niet ten einde.
*) na de oorlog bleek het niet om een koopvaardijschip te gaan, maar de Japanse kanonneerboot "Shinko Maru No 1" van 935 ton.

Het trieste lot van Hr.Ms. O19

In maart 1945 vertrok pappa met de onderzeeboot Hr.Ms. "K XI" naar Australië. De "K XI" was de oudste onderzeeboot. Hij was in maart 1925 al in dienst genomen en werd tijdens de oorlog gebruikt als trainingsboot. De boot kende veel nukken en was veelvuldig in reparatie. Toch kwam de boot in die zelfde maand veilig in Fremantle aan, waar men de boot begon te ontmantelen. Twee maanden later werd de "K XI" gesloopt. Vanuit Perth / Fremantle heeft pa nog diverse patrouilles gevaren met weer de "O19" . Met deze boot is pa weer teruggekeerd naar Colombo. Vanuit Colombo is pa begin juli 1945 met de "O19" weer richting Australië vertrokken. Op 8 juli 1945 vaart de "O19", op weg naar Subic Bay, door een navigatiefout op het Ladd Rif. Hoewel er om een sleepboot gevraagd
werd, kwam deze niet opdagen. Wel arriveerde de USS Cod. Deze Amerikaanse onderzeeboot heeft de bemanning van de "O19" aan boord genomen. De "O19"werd vervolgens met torpedo's en kanonvuur vernietigd, om te voorkomen dat ze in handen van de Jappen zou vallen (zie YouTube-filmpje). In Perth / Fremantle is ter ere van de Cod een "thank-you-party" gegeven. Tijdens deze party is een groepsfoto gemaakt. Als herinnering is op de toren van de USS Cod een symbool aangebracht : een champagneglas met tekst "O19".


Patrouilles met Hr.Ms. O21


Bloedvlag  O21

O21 in dok (Perth)
Na het verlies van Hr.Ms. "O19" heeft pa vanuit Australië nog patrouilles gevaren met Hr.Ms. "O21" met als commandant Van Dulm. Onder meer naar Nederlands Indië, waar hij in oktober 1945 even terug kwam, om vlak daarop weer terug te varen naar Australië. Tijdens een van de patrouilles ontdekte men 's morgens vroeg op 29 juli 1945 bij het eilandje Moendoe een stoomscheepje. Boven water gekomen werd er van 4.500 meter afstand met het 8.8 mm kanon het vuur geopend. Het was de eerste geschutsactie van pa, die het boordkanon moest bedienen om het vijandelijke schip tot zinken te brengen. De feitelijke schutter en diens vervanger waren beiden ziek en pa werd als vrijwilliger aangewezen. Na vele missers (pa raakte volledig de kluts kwijt vanwege het constante geschreeuw van aanwijzingen)  werd besloten de vijand tot 3000 meter te naderen. Door een mankement aan het sluitstuk van het kanon moest het vuren gestaakt worden. Er werden 62 schoten gelost, waarvan twee á drie treffers.

Het einde van de oorlog

Na aankomst in Australië (maart 1945) werd pa bij de onderzeedienst in Perth geplaatst. Hij was o.a. aanwezig op de "Thank-you-party" ter ere van de bemanning van USS Cod en bij het afscheidsfeestje van de "O21". De "O21" vertrok zonder pa vanuit Australië naar Holland. Niet lang daarna, april 1946, werd hij met de Hr. Ms. "Kortenaer" teruggebracht naar Nederlands Indië, waar hij in die zelfde maand aankwam. Daar zag hij na bijna 6 jaar mamma terug en zag hij voor het eerst dochtertje Hanny, geboren in juni 1942. In juni van het jaar 1946 werd pa bevorderd tot korporaal telegrafist. Na weer een vaart met de "Kortenaer" vanuit Indië naar Australië en weer terug, vertrok pa in mei 1947 vanuit Indië met de "Kortenaer" naar Nederland, waar hij in juni van dat jaar arriveerde. Hier werd hij bij de Onderzeedienst in Rotterdam geplaatst. Tot eind 1952 heeft pa op diverse onderzeeboten gevaren : Hr.Ms. "Tijgerhaai"(foto), "Dolfijn", "Zwaardvis" en de "O24".De 'Kortenaer' waar pappa vlak voor de oorlog op voer, is in 1942 verloren gegaan tijdens de Slag in de Javazee. Dat schip behoorde tot de Admiralenklasse. De Kortenaer waarop pa na de oorlog voer was een Britse torpedobootjager van de S-klasse. Alle jagers waartoe dit schip behoorde droegen een naam beginnend met een S. De boot (oorspronkelijk HMS Scorpion) is in 1941 op stapel gezet en in 1945 door Nederland aangekocht ter vervanging van de verloren Kortenaer.

Terug in Nederland

Pa was vanaf 1947 wat meer thuis. Vanaf die tijd voer hij op de Hr.Ms. "Tijgerhaai" (foto) en Hr.Ms. "Dolfijn". Mamma kwam met Hanny in juni 1947 met ss Nieuw Holland uit Indië naar Nederland. Pa begon ook te werken aan het nageslacht. Tot 1950 kreeg hij er drie zonen bij, die allen een jaar in leeftijd verschilden : Johannes (Joop, 12 oktober 1947), Willem (Wim, 12 december 1948) en Rudolf (Ruud, 26 november 1949). Na een tijd te hebben ingewoond bij zijn ouders in Leiderdorp, betrok het gezinnetje een duplex woning in de Resedastraat. Op 4 december 1951 werd dochter Albertine (Tineke) geboren. Van 1953 tot 1955 heeft hij gevaren op Hr.Ms. "Pelikaan" en "De Ruyter". In april 1954 werd zoontje David geboren. Pa werd ook bevorderd tot sergeant telegrafist . In de jaren 50 begon ik steeds meer belangstelling te krijgen in pa’s werk en groeide mijn trots. Dat gold niet alleen voor mij.
Ook mijn beide broers waren apetrots op pa. Als ik iets tekende was het in bijna alle gevallen een pikzwarte onderzeeboot in een woeste zee. Maar pa bleef zwijgzaam en afstandelijk. Een vader zoals wij die ons wensten was hij niet. Hij bleef voor ons de oorlogsheld, iets wat zijn broer David ons vaak voorhield. In die periode werd ik me ervan bewust dat mamma erg ziek was. Ze had zware astma aanvallen die met enorme hoestbuien gepaard gingen. Het was soms zo erg, dat ik vaak dacht dat mijn lieve mamma dood zou gaan. Oudste zus Hanny had haar handen vol aan haar jongere broertjes en zusje, wat ten koste van haar eigen jeugd ging.

Naar Nieuw Guinea

In april 1955 vertrok pa voor 1,5 jaar naar Nederlands Nieuw-Guinea (Hollandia/staf). Hij keerde in oktober 1956 terug (zie foto's Nieuw Guinea). Wij wisten niet beter dan dat pa vaak weg was. Bij thuiskomst nam hij geregeld speelgoed mee. Zo kwamen Meccano en Dinky Toys in huis. Iets wat veel interessanter was dan al het speelgoed, dat opa met zijn figuurzaag had gemaakt. Pa overwoog de marine te verlaten vanwege het zeer slechte werkklimaat. Hij had een diploma dieselmonteur en hulp verpleegkundige. Maar hij vond het een te groot risico om van werkgever te veranderen. Uiteindelijk besloot pa toch te kiezen voor de zekerheid van een goed inkomen voor zijn gezin. Tot 1960 heeft pa op de volgende boten gevaren : Hr.Ms. Tijgerhaai (links), Hr.Ms. Dolfijn, Hr.Ms Zwaardvisch, Hr.Ms. Walrus (guppy).
Op de foto hier boven zit pa (links) bij een bijzonder monument. Dit gedenkteken betreft Generaal MacArthur en is ontworpen door een neef van pa, Van Suchtelen van de Haare.

Naar Curaçao


Begin 1959 kreeg pa te horen dat hij voor 1,5 jaar naar de West moest. Hem was weer eens een kunstje geflikt en hij moest de plaats van iemand anders, die niet wilde gaan, innemen. Pa was nog maar net terug van 1,5 jaar Nieuw Guinea. Dit keer lukte het pa om zijn gezin mee te krijgen. Een bevriende marine arts was hem hierbij behulpzaam. In oktober 1959 vertrok pa met het vliegtuig naar de Nederlandse Antillen, voor een periode van drie jaar. Hij werd geplaatst op de marinierskazerne Suffisant en gedetacheerd op de marinebasis Parera. Pa was veel werkzaam op het radiostation St. Joris. Dit keer ging het gezin dus mee. Een probleem was dat oudste dochter Hanny inmiddels verkering had. Dat leidde tot grote onrust. Toch moest ook zij mee naar de Antillen. Het gezin vertrok per boot, Ms. Prins der Nederlanden,  in december 1959 naar de West. Voor bijna het hele gezin was de periode van 1960 - 1963 een geweldige tijd! Bijna, want oudste dochter Hanny ging na een half jaar toch weer terug. Ze kon in de kost bij een familie (Beij) in Leiden. Mamma raakte in korte tijd van haar zware astma verlost. We kregen er een zusje bij,
Cornelia (Rita, 6 juli 1967). Daarmee had pa zijn laatste kruit verschoten…. Met mijn broertje Ruud en buurjongen Royce trokken we vaak de natuur in. We bleven hele dagen weg en voorzagen ons zelf onderweg van eten en drinken. Er werd bijv. met een windbuks gejaagd op kleine duiven, die we boven een vuurtje roosterden. De tijd dat we noodgedwongen thuis moesten blijven om te helpen met het huishouden was voorbij. Voor ons, de jongens, was het ook erg interessant om pa’s werk van wat dichterbij te mogen zien. Al vertelde pa zelf ons nauwelijks iets over datgene wat hij deed. We bezochten het radiostation en kwamen aan boord van Hr.Ms. “Zeeleeuw”, een voormalige Amerikaanse boot die met een smaldeel ( met o.a. het vliegdekschip Hr.Ms. “Karel Doorman”) op weg was naar Nieuw Guinea dat door Indonesië werd geclaimd. Het bezoek aan de onderzeeboot maakte grote indruk op mij. Voor het eerst was ik in een benauwde, naar diesel stinkende onderzeeboot waar pa jaren in gevaren had. Wie had dat gedacht! En pa gaf zowaar wat tekst en uitleg. Eindelijk! Pa was bijna dagelijks thuis en haalde op dat eiland zowaar zijn rijbewijs. Ik ging met hem mee toen pa zijn eerste auto, een knalrode VW Kever, kocht á 4.250 Antilliaanse guldens. Pas later, toen ik zelf ging autorijden kwam ik erachter dat pa een ware kneus op de weg was. Hij had beter eerst een amfibievoertuig of een lelijke eend kunnen kopen om af te kicken van het varen op en onder water.
In de eerste periode heb ik pa een keer boos thuis zien komen. Hij beklaagde zich over een adjudant, die aan het begin van de straat woonde met zijn gezin. "Die lafbek heeft zich aan het begin van de oorlog vrijwillig overgegeven aan de Moffen!", brieste pa. "Hij was toen net als ik nog eerste klas. En nu is hij adjudant en ik maar sergeant!", spuwde hij.

Terugkeer naar Nederland

Pa op de tweede rij, 2e links.
In oktober 1963 vertrok het hele gezin na drie prachtige tropische jaren met de "Oranje Nassau", dit keer met pa aan boord, weer naar Nederland. In november arriveerde het gezin in een koud en somber Holland. Het trok voorlopig in bij opa en tante Griet (zijn 2e vrouw) in de Koningstraat op nr. 65 in Leiderdorp, in afwachting van een eigen woning. In mei 1964 verhuisde het gezin naar een nieuwe woning aan de Splinterlaan 119. Na nog even op Hr.Ms. "Ewijck" en Hr.Ms. "De Ruyter" gevaren te hebben, maakte pa zijn laatste dienstjaren vol op Noordwijk Goeree Radio (Noordwijkerhout). Op 5 juni 1968 werd pa eervol ontslagen uit de Onderzeedienst, wegens het bereiken van de 50 jarige leeftijd.

Einde loopbaan

Pa verliet zwaar teleurgesteld de Marine. De veroordeling wegens vermeend slapen tijdens de wacht, heeft hem zijn loopbaan gekost. De vele gevallen van discriminatie hadden hun sporen achtergelaten. Thuis stond de boel op z'n kop. Pa was niet gewend om zo lang thuis te zijn. Zijn marine mentaliteit botste met de cultuur thuis. De kinderen, met name de jongens waren al rond de 20 jaar en gewend aan mamma’s regels.  Pa bleek behoorlijke frustraties te hebben overgehouden aan de oorlog en de Marine. Discriminatie, traumatische ervaringen, geen plek voor emoties enz. maakten van hem een eenzame man. Toen mijn broer Ruud en ik ons wilden aanmelden bij de Marine, vond hij dat helemaal niks. "De Marine, daar kan je beter weg blijven", zei hij op barse toon. Hij was dan ook erg opgelucht toen ik niet in aanmerking kwam voor een cadettenopleiding bij de Marine, wegens mijn slechte ogen. Toen iemand van de Marine aan de deur kwam, omdat mijn jongere broer Ruud zich via een advertentie aangemeld had, stuurde pa de man met een cynische opmerking weg. Thuis liepen de spanningen bijna dagelijks hoog op. Mamma had een paar keer haar koffers gepakt en in de gang klaar gezet. Het ging thuis beter toen pa na tussenkomst van een maatschappelijk werker halve dagen ging werken bij de LOI. Hij verzamelde postzegels waarvan de opbrengst anoniem naar goede doelen ging. Vuilniszakken vol zegels gingen door zijn handen. Zelf bleef ie bescheiden, zoals die altijd al was.

Einde loopbaan -2-

Zijn onderscheidingen bewaarde hij in een oranje blikken sigaretten doosje. Dat kwam in 1969 een keer te voorschijn toen er een antecedenten onderzoek plaatsvond. Dat onderzoek, bedoeld voor oudste zoon Joop die bij de politie had gesolliciteerd,  zou zo'n 3 uur duren, volgens de bezoeker. Pa was als eerste aan de beurt om vragen te beantwoorden. Toen de vraag "Heeft u onderscheidingen" gesteld werd, ging pa zuchtend naar boven. Terug gekomen overhandigde hij een oranje doosje aan de bezoeker. Toen de man het doosje had geopend en de laag watten optilde, verschoot hij van kleur. Duidelijk onder de indruk stamelde hij : "Meneer v. O. , ik ben hier al klaar". Die meneer was net een half uur in huis geweest. Toen ik vroeg wat die onderscheidingen allemaal inhielden, mompelde pa : "Allemaal flauwekul, jôh". Voor mij bleef pa altijd de oorlogsheld, ook al wilde hij daar met geen woord over praten. "Dat was de slechtste tijd van mijn leven" en "je hoeft mij niet te vertellen wat angst is" is het enige wat hij ooit eens heeft gezegd. Soms zei hij ook iets n.a.v. een tv programma : “Daar ben ik ook geweest”.  Pa heeft bijna nooit een reünie bijgewoond, of oud collega's opgezocht. Ook heeft hij altijd uitnodigingen van oud collega's afgeslagen. Het lukte me één keer, begin jaren negentig, om hem over te halen naar Den Helder te gaan. Dat was n.a.v. het afscheid van een oud collega. Ondanks het warme onthaal en de gezellige middag, stond pa te popelen om weer naar huis te gaan. Pa hoefde niet meer zo nodig weg. Hij had de hele wereld al gezien. Pa ging "ondergronds". Sommigen noemden hem gekscherend "de mol". Dammen, kruiswoordpuzzels, treintjes, postzegels verzamelen, goede doelen steunen en huishoudelijk werk was wat hij bijna dagelijks deed.

Weerzien met Indonesië

Pa (links) in Bondowoso
Toen mamma voor het eerst sinds 1946 weer naar Indonesië ging, begin jaren 70, wilde pa niet mee. "Ik heb daar niets te zoeken", zei hij. Maar na terugkomst van mamma, maakten haar verhalen hem toch erg nieuwsgierig. De eerstvolgende keer besloot pa mee te gaan. Pa was na die eerste reis erg onder de indruk en... hij fleurde zowaar op. Vooral op midden Java, in Bondowoso bij de familie, had hij het prima naar de zin. Pa stond volledig in de belangstelling en werd met de nodige egards behandeld. Hij is diverse malen terug geweest en wilde er graag de rest van zijn leven blijven. Pa ging ook naar de USA op familie bezoek. Begin jaren 90 kreeg pa last van zijn prostaat. In die tijd vernam hij dat zijn vader, opa Oudshoorn,  niet zijn biologische vader was. Dat verklaarde voor pa (en voor ons) erg veel. Als kind hoorde pa tijdens ruzies tussen zijn moeder en vader, dat zijn vader vaak beweerde dat zoon Joop geen kind van hem was. Komt bij dat hij als kleine jongen zijn jongere broertje op een trap uit zijn armpjes heeft laten vallen. Zijn broertje overleed aan de verwondingen. Samen met zijn ervaringen bij de Marine en de oorlog verklaarde dat voor mij zijn gedragingen. 
Er ging weer een nieuwe wereld voor pa open. Hij zocht de "nieuwe" familie op en was daar nog de laatste jaren van zijn leven druk mee bezig. Naar mate de tijd verstreek nam de strijd tegen de kanker toe. Pa leed in stilte, vertelde weinig tot niets over zijn ziekenhuisbezoeken en de stand van zaken rond zijn ziekte. Hij wilde niet dat iemand met hem meeging op doktersbezoek. De keer dat hij iets over zijn ziekte losliet, deed hij voorkomen alsof hij niets bijzonders mankeerde. Totdat pa op een dag in oktober 1997 in paniek de fiets nam, richting de huisarts. Pa ging anders bijna nooit naar de dokter. Ook dat vond hij ‘onzin’.

Afscheid van mijn held

Het is 24 oktober 1997. Ik word op werk gebeld door mijn zwager, met het bericht dat het niet goed gaat met pa.  Hij is met spoed het ziekenhuis in gegaan. Vanuit Den Bosch haast ik me richting Leiderdorp. Met mamma ga ik naar het ziekenhuis. Pa zit op de rand van zijn bed als we de broeierige zaal binnen komen. Hij glimlacht en is merkbaar blij ons te zien. We praten wat bij en hij zegt dat ie straks weer naar huis mag. Zoals gewoonlijk klinkt alles normaal, rustig. "Vanmiddag ga ik naar huis", zegt pa opgelucht. Hij klinkt wat minder stoer dan anders. Hij ziet er niet meer uit als de held van toen. Pa vindt doktoren, ziekenhuizen enz. maar niks. Als we afscheid nemen lacht ie opgewekt. Samen met mamma loop ik de zaal uit. Bij de deur kijk ik nog even achterom. Even lijkt het erop dat ik naar het verkeerde bed kijk. De man op het bed zit ineen gedoken, is klein en kijkt droevig voor zich uit. Pas later zou het tot me doordringen, dat het wel degelijk pa was, een afscheid nemende pa. Thuis wordt alles voorbereid op pa's thuiskomst. Er is een bed aangevraagd bij de Thuiszorg. Het is vrijdagmiddag en aangezien er een aantal zusters van mij rondloopt, besluit ik om maar naar huis te gaan en de volgende dag weer te komen. Zaterdagochtend, kwart over zeven gaat de telefoon. "Pa is overleden" klinkt het paniekerig door de telefoon. Ik schrik me rot. En dan opeens zie ik hem weer op dat bed zitten, toen mamma en ik de dag daarvoor de ziekenzaal verlieten.
  

Afscheid van mijn held -2-

Pa wist het toen al, wij niet. Het schoot door me heen, dat ik nog zoveel vragen aan hem had. Met name over zijn jeugd en Marinetijd. Maar daar is het nu te laat voor. Pa is niet meer. Toen ik in Leiderdorp aankwam, lag pa opgebaard op bed. Als afscheid gaf ik hem een kus op zijn voorhoofd. Dat zal ie niet leuk gevonden hebben. Dat kleffe hoorde immers niet bij zijn jongens? Met mijn broers en zwagers heb ik hem naar zijn laatste rustplaats gedragen. Wel wat ironisch : Gedragen door hen die hij altijd op afstand had gehouden. Speciaal voor hem plaatste ik een schildje op zijn graf.
Al was hij geen echte vader voor mij, toch toonde hij zijn genegenheid. Zoals mij naar het station brengen op de zondagavond, als ik weer naar de kazerne in Zuidlaren moest. Of toen hij mijn spaargeld aanvulde, zodat ik een maand eerder mijn eerste motorfiets kon kopen. Niet alleen bij mij, ook bij de andere oudere kinderen deed hij dat zo. Iets geven om te laten zien dat ie toch wel van ze hield.

Nawoord



Al heel vroeg heb ik geprobeerd mijn vader te begrijpen. Zijn status als buitenechtelijk kind, die in de jaren 90 bekend werd, heeft veel opheldering gebracht over zijn onplezierige jeugd en zijn gedragingen. Als kind had hij zijn broertje uit zijn handen laten vallen, vertelde hij een keer in een zachte bui. Het baby'tje is aan zijn verwondingen overleden. Ook de oorlog had zijn sporen nagelaten. Vele jaren later kwam ik zelf in een depressie terecht. Ik kreeg last van post traumatische stres. Pas toen begreep ik nog veel meer van pa’s gedrag. Zoals zijn zoektocht naar rust. Zijn soms warrige houding en gespannenheid. De muur die hij gedurende zijn leven om zich heen had opgebouwd, heb ik niet kunnen afbreken. Het is me wel gelukt een paar bressen te slaan, genoeg om mijn vader beter te leren kennen : een eenzame held met een ruwe bolster en zachte pit. Mijn zoektocht heeft mij meer begrip en vooral respect gebracht voor mijn vader.
Dag pa! Bedankt voor alles en tot straks.

Het lot van Willem Alexander Sebo

KNIL militair W.A. Sebo werd door de Japanners gevangen genomen en op transport gezet naar Birma. Daar moest hij aan de beruchte spoorlijn werken.
Dat waren de laatste berichten over hem, die de familie mocht vernemen. Pas in de jaren 70 ontdekte een Nederlandse toerist op het Kanchanaburi War Cemetary in Thailand bij toeval een grafsteen met de naam Sebo. Omdat ze de familienaam in Nederland kende, werd een foto gemaakt. Toen bleek het te gaan om Willem Alexander Sebo, een broer van mamma. Hij was een van de krijgsgevangen, die omgekomen zijn tijdens een Brits bombardement op het spoorwegcomplex van Nong Pladuk. Dat vond plaats in de nacht van 6 op 7 september 1944. De Japanners hadden bewust gevangenen gehuisvest op het complex. De spoorlijn was klaar en er waren veel te veel gevangenen 'over'. 
Later is gebleken, dat de aanwezigheid van Geallieerde krijgsgevangenen op vijandelijke doelen geen belemmering mocht zijn om die doelen te bombarderen.



Bombardement 7-9-1944 (citaat uit brief 2-1-1946 van C.M.Windhorst)
Nonpladuc was een groot centrum van Jappen-activiteit, er waren uitgebreide werk- en opslagplaatsen, waar onze jongens corvee deden. Naast ons kamp grenzend stond een batterij luchtdoelartillerie, die in ’t begin nooit schoot als een vliegtuig hoog overkwam. In ons kamp waren volop schuilloopgraven gegraven, in Nonpladuc I waren die er echter niet. Op een goede dag begon toch de luchtdoel op de vliegtuigen te schieten. Nou dat was een consternatie in het begin. De bommenwerpers deden echter nooit wat terug, dus ook daar wenden we aan. We maakten elkaar altijd wijs, dat de geallieerden precies de ligging van de P.O.W. kampen wisten, dus ze zouden wel niet op ons gooien.  Dat bleek echter mis te zijn, want in de nacht van 7 September 1944 kreeg Nonpladuc zijn eerste bombardement.  De luchtdoel schoot al als een razende, toen de vliegtuigen overkwamen en de eerste bommen waren al gevallen voor we ’t in de gaten hadden door al dat lawaai. Er ontstond 500 meter buiten ons kamp op een zijspoor direct een reuze brand door een paar olietreinen, die daar stonden. Dat is ons geluk geweest, want de meeste vliegtuigen gooiden nu hun bommen in de brand in de hoop nog meer te vernielen. Drie uur lang zaten we in de loopgraven, ’t hele kamp onder de kruitdamp en links en rechts hoorde je de bommen komen aanfluiten. Voor Nonpladuc II liep het goed af, om 4 uur konden we weer naar bed. De volgende morgen zagen we pas, dat in het Kamp I een paar hutten tegen de grond lagen. Later kwamen de berichten binnen, 100 doden en 70 gewonden. Dat kamp had geen schuilloopgraven gehad en daardoor was het aantal zoo hoog, hoewel er maar 5 bommen in ’t kamp gevallen waren. Tragisch was, dat de dag tevoren juist 200 man van ons kamp was overgegaan naar Kamp I en dat onder hen de meeste slachtoffers vielen. Kort daarop werd Kamp II door de Jap opgedoekt.

Het lot van Cornelis Gustaaf Sebo

Tijdens de oorlog zijn we familieleden in zuidoost Azië kwijtgeraakt. Van beiden was een tijd niet bekend wat hen was overkomen. Ze waren als militairen krijgsgevangen genomen door de Japanse bezetter. Later is gebleken dat beiden door aanvallen van geallieerden zijn omgekomen.
Oom Cornelis Gustaaf Sebo bevond zich als (zieke) militair krijgsgevangene aan boord van het schip Suez Maru. Hij had gewerkt aan de aanleg van vliegvelden op Ambon. Met dat schip vervoerde de Japanse bezetter voornamelijk zieke krijgsgevangenen van Ambon naar Soerabaja. Ze bestonden uit 133 Nederlanders en 415 Britten. In de Flores Zee werd rond half zes in de ochtend de Suez Maru door de Amerikaanse onderzeeboot USS Bonefish aangevallen. Deze boot was vanuit Perth vertrokken met een missie om vijandelijke konvooien aan te vallen. Aan boord van de Amerikaanse boot had men geen weet van de gevangenen aan boord van de Suez Maru, dat ook wapentuig en brandstof vervoerde. Zo beweerde men.
De 4e torpedo van de Bonefish bracht de Suez Maru tot zinken, ten noorden van Bali, ter hoogte van de Kangean Eilanden 6º 22' Zuid en 116º 35' Oost. Dat was op 29 november 1943. Meer dan 500 krijgsgevangenen, vooral Engelsen, maar ook 131 Nederlanders, kwamen om. Geschat wordt dat tientallen tot 200 Japanners en Koreanen gered werden door de meevarende Japanse mijnenveger. Na de oorlog, in 1949, kreeg een Japanse marineman met Christelijke achtergrond berouw. Hij bekende dat de officiële rapportage omtrent de omgekomen krijgsgevangenen niet correct was. De meesten waren niet verdronken, maar in zee afgeschoten in opdracht van de Japanse commandant van de mijnenveger. Men denkt dat zeker 200 zwemmende gevangenen vanaf de Japanse mijnenveger W12 werden afgeschoten. Slechts één Engelsman werd na 24 uur opgepikt door een  Australies schip en naar Colombo, Ceylon gebracht.
De USS Bonefish werd vermist in juni 1945, niets of niemand is ooit teruggevonden. Volgens Japanse bronnen had de boot een Japans konvooi aangevallen en is door Japanse escorte schepen met dieptebommen vernietigd.
Het gebeuren is door Kees Maaswinkel in de documentaire verwerkt : Helleschepen naar Flores en de Molukken (zie 15 augustus Uitzending gemist : http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1281275). Gebleken is dat de Geallieerden wel degelijk op de hoogte waren van de aanwezigheid van Geallieerde krijgsgevangen aan boord en andere locaties die gebombardeerd werden.